Dit is het archief van de categorie ‘Geen categorie’

ADIEU ENNEKEN

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 18 december 2014

In de dagen dat er op de Grote Markt nog auto’s stonden waar nu mensen zitten beklom ik ooit een zeepkist om luid een boodschap te verkondigen, maar nauwelijks iemand had er oor naar.

“Volk van Nijmegen”, zo oreerde ik, “met de brute slechting der benedenstad wordt niet alleen ons rijke erfgoed maar ook onze geliefde ziel verkwanseld.”

Helaas, ze wilden niet luisteren en winkelden voort, terwijl op de achtergrond de beul in de onderstad genadeloos voortdenderde.

Ach, ik kende mijn plek.

In een stedelijke samenleving die toentertijd nog door roomsen, grutters en de Gelderlander gedomineerd werd zocht je een ventiel om een dwars geluid te laten klinken.

Er galmt altijd wel iets na.

Zo ook die middag toen een man me welwillend aanklampte omdat hij zich aangesproken voelde. Hij zat in de politiek en bij het Vrije Volk, een rode krant die de stad nog met pluriformiteit verrijkte.

Het was Jan Massink, die later gedreven wethouder werd.

Hij ronselde me tevergeefs, maar leerde me wel dat je de kracht van het woord niet moet laten hangen naar de massa en sindsdien ben ik een bevlogen verkondiger in vele gedaantes.

Nijmegen is om te strelen, te vervloeken, te kastijden en te beminnen, zeker als je er thuis bent.

Vandaar dat ik door de jaren heen naar griffel, vulpen, tikmachine en toetsenbord greep om overwegend voor eigen parochie te preken.

Even een brokje Nijmegen-gevoel vertolken.

Kritisch welwillend.

Ik ben niet van de tumtum, noch van de zuurstokken maar van het eigenzinnige Moenenbier dat ik gretig inschenk voor eenieder die deze stad lief heeft.

Santé, op Nijmegen.

En zo werd ook Mark Enneken geboren als kind van de lokale omroep N1, waar ik een jaar op de redactie meeliep in een groep van steeds andere vrijwilligers die vaak maar weinig met de stad gemeen hadden.

Ik was er niet thuis.

Tijd om de stekker uit mezelf en deze column te trekken en op zoek te gaan naar een volgend zeepkistje om van me te laten horen.

Al was het maar om de burgemeester te knuffelen, de Waalkade te prikkelen, de wethouder te gispen, het Valkhof te aaien, zelfgenoegzaamheid te laken, de stadswacht te volgen, NEC te ontzien, de krant te verbeteren, Knotsenburg te kietelen, Janus van Traa te amuseren en Nijmegen te loven.

Een veelkleurige stad als Nijmegen verdient een bont scala aan podia, fora en media waar iedereen een eigen boeketje kan samenstellen aan anekdotes, kritiek, visie, scherts, lief en leed.

De uitdaging wacht en lacht.

Mark Enneken (Janus van Traa)

ZUCHT OP TERRAS

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 6 november 2014

Helaas, ze zijn weer voorbij, die mooie dagen dat het leven van de straat als vanzelf overliep op terrassen

Als de stad zich ergens binnenste buiten keert dan is het wel daar waar de goegemeente gretig neerstrijkt om zich te laven aan drank, passanten en enige babbelzucht.

Het collectieve leugenbankje van de gemeenschap ligt op straat zolang het de weergoden behaagt en tot begin november waren die uitzonderlijk mild door voortdurend uitstel van de weersomslag te verlenen

Net zoals dat Vrijheidsuseum waar gelovigen steeds opnieuw lichtpuntjes ontwaren terwijl we allang weten wat het lot is.

Als ze die Vasim omtoveren in de beoogde uitstalkast van goede bedoelingen, dan is die vitrine gedoemd opgenomen te worden in het tragische rijtje van lokale miskleunen als roltrap Snelbinder, inrichting Stationsplein, lift Oversteek, bestrating Plein 1944 en waterkunst Waalkade.

Kapitaal geblunder dat de babbelzucht op een nazomers terras weliswaar bevredigt, maar daar blijft het bij.

Zucht.

Nog afgelopen weekeinde werd er schamper verhaald over de stadhuiselijke regel die tot voor kort verbood om na september nog een terras te exploiteren op straffe van zware boetedoening.

Meteen daarop bedacht de horeca het winterterras; een aangebouwde erker die karakteristiek is voor Parijs maar alhier verstopt is geraakt achter een veelvormige uitdragerij van overkappingen met ingebouwde verwarming en schotten.

Een bivak voor de doorgewinterde gast die er het rookverbod omzeilt maar geen bijdrage levert aan verfraaiing van het stadsgezicht.

Sinds de opheffing van de schoonheidscommissie is het er allemaal niet mooier op geworden, maar de gemeente hoor je er niet over.

Dat krijg je als het stadsbestuur belangen verstrengelt en gesubsidieerde instituten opeens alle ruimte biedt om de concurrentie te vervalsen met terrassen op de stoep van theater, museum of bibliotheek.

Na de Mariënburg staat nu het Kelfkensbos met het Valkhofmuseum op de stoep.

Het verhaal van de schoenlapper die buiten zijn leest om riblapjes verkoopt, of de burgemeester die tegen betaling met hagelslag strooit.

Kijk, dat ze die handel binnenskamers alcoholisch ondersteunen is tot daar aan toe en dat zie je tweewekelijks na een raadsvergadering als de kelder in een babbelbox verandert, maar als de trend zich even doorzet verkast die afterparty straks naar de stoep voor het stadhuis.

En wie betaalt het gelag?

Waarschijnlijk de horeca die met een duur stukje gemeentelijke terrasgrond poogt te overleven.

Je hoort ze zuchten.

Mark Enneken

DROOM VAN EEN STADSEILAND

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 24 juli 2014

Languit neergevlijd in koel kabbelend water lonkt de Lentse overkant. Een deinende einder met vervagende lijnen van verguld zand in een spel van groene en grijze stroken.

Wat wijn volstaat om lyrisch te mijmeren.

Dan zie ik popels als palmen wuiven naar de bronzen glooiingen van de oude stad die zich verzekerd weet van een tegenbeeld vol prille veerkracht.

Nijmegen is een eiland aan het baren en vanaf de kade zijn we getuigen.

Van oudsher prikkelen eilanden de fantasie en ontstaat het verlangen naar de onweerstaanbare charme van de waterkant met alle genoegens die daarbij horen in de vorm van een haventje, terrasjes, een boulevard, strand, onbekommerd vertier.

Dat wat Nijmegen op de kade liet lopen kan aan de overkant in meervoud ingehaald worden.

Hier was het waar de gegoede burgerij ooit samendromde onder het lover in de theetuin van Wildenbeest, het latere hotel Lent, om naar de fanfare te luisteren met de Waal als klankbord en het stadsprofiel als decor, maar de tijd wilde anders en bracht kloeke stapels appartementen waarover Nijmegen niets te zeggen had omdat de overkant toen van een ander was.

Nijmegen gromde en gruwde even, maar nu de stad er de baas is gaat de blokkendozerige urbanisatie gewoon door en legt daarmee een hypotheek op de idylle van een uniek stadseiland als publieke oase.

Toch blijft er hoop.

Niet alleen de uiteinden van het Lentse eiland vragen nog om invulling met meer dan een Vrijmoetige camping, ook de nieuwe boulevard aan de zuidoever van de nevengeul daagt uit, al was het maar om Arnhem naar de kroon te steken.

Hier ligt het verdronken land van Knodsenburg.

Daar waar Staatse Hollanders met hun huurlingen ooit Nijmegen beschoten, kabbelt straks een rustieke geul met zacht plonzende roeispanen, dobberend zwembanden, klinkende cocktails en verglijdende zeilen.

Zo droom ik wat af op die oude kade tot ik plots opschrik van een aantal schreeuwende stuiterballen in de vorm van waterscooters die verboden zouden moeten worden maar dat kennelijk niet zijn.

Ontnuchterd sta ik weer met twee voeten op de Waalkade om morgen de benen te nemen naar een ginds droomeiland waar het ook niet alles is en waar ik overmorgen alweer terugverlang naar dat niet weg te poetsen dierbare vlekje aan de Waal.

Toch keer ik pas weerom als de kermis er draait.

Tot dan.

Mark Enneken

GESCHIEDENISLESJE REKENKAMER

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 5 juni 2014

De smart van het Romeinse Nijmegen is dat die koloniale snuiters zich twintig eeuwen geleden overwegend van lokale klei en bomen bedienden om zich hier te nestelen.

Archeologen zijn al verrukt als ze ergens twee brokken tufsteen naast elkaar ontwaren, maar voor het overige moeten we ons hier behelpen met wat aardse verkleuringen en een dosis fantasie om een beeld te krijgen van het gebrek aan Romeinse grandeur in de lage landen.

Als die Romeinse landveroveraars dan al wat steen de rivier af lieten zakken dan hebben die van Nijmegen het later rigoureus verkwanseld als bouwmateriaal of vermalen tot specie en het restant zou eeuwen later model staan voor de bestrating op Plein 1944.

De geschiedenis moet zijn loop hebben gelijk water van boven naar beneden pleegt te stromen, maar dan hebben we even buiten de Nijmeegse Rekenkamer gerekend die volstrekt onverwacht vraagtekens bij een Romeinse aquaduct ging zetten.

Was me dat schrikken.

Bij Rekenkamer denk ik spontaan aan schrale, doch schrandere, lieden die hun pen likken alvorens te openbaren dat een links stadsbestuur zich ten onrechte rijk rekent bij de invoering van lokale nivellering.

Van die schriele cijferaars die met een hinderlijk piepend krijtje op het bord noteren dat Mijnheer Van Dalen Op Antwoord Wacht terwijl die beste man allang weet dat water van boven naar beneden loopt en de Romeinen het broodnodige aqua dientengevolge vanuit Berg en Dal naar de Kopse Hof lieten stromen om de duizenden legionairs en hun have te laven.

Een-plus-een is twee, zo simpel is dat.

Het waren uiteraard geen kaboutertjes die in de bossen geulen groeven en dwars door het Hengstdal een Broerdijk opwierpen.

Terwijl de gemeente met miljoenen in de Waalsprong aan het jongleren was, speurden onze rekenmeesters in tijd van de baas tevergeefs naar een Romeinse relikt om aan te tonen dat de plaatsing van enkele verwijsbordjes naar een aquaduct pure geldverkwisting is.

Een stapje verder en deze pennenlikkers stellen vast dat Karel de Grote en nazaten hier nooit verpoosden waarna de gemeente het dringende advies krijgt de donjon tegen te houden, maar misschien is dat wel bedoeling van hun merkwaardige exercitie in de stadsannalen.

Kredietje pakken, heet zoiets in hun jargon.

Wat dat betreft zou die Rekenkamer zich beter op het huishoudboekje van dat toekomstige oorlogsmuseum kunnen werpen om vraagtekens bij de haalbaarheid te zetten al was het alleen maar omdat er ter plekke geen relikt gevonden is dat herinnert aan de heroïek van de oversteek terwijl dat toch het vertrekpunt is, maar mij zul je er niet over horen.

Jammer dat rekenen niet mijn sterkste kant is anders zou ik die Rekenkamer gretig een aardig geschiedenislesje leren.

En?

Mark Enneken

DROEFENIS OM BRONS

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 22 mei 2014

Een van de verachtelijkste gevolgen van de zondeval betreft grafroof en sinds kort voel ik dat ook aan den lijve, al is het in de derde graad.

De Landstichting is sinds vorige week minder heilig.

Op haar graf stond een borstbeeldje met de broze bronzen ogen van een vrouw die te jong aan het leven ontrukt werd maar hier verstild voortleefde dankzij haar man, een kunstenaar die haar vereeuwigde, maar wat is eeuwig?

Op het Valkhof stond vanaf 1833 een joyeus beeld van Flora, gemaakt door de beroemde Jan Baptist Xavery, maar tijdens de oorlog is het verdonkeremaand.

Een vorm van kunstroof waarvan de gemeente nooit veel werk maakte, dus sta ik niet te kijken als deze godin van de lente nu floreert in de achtertuin van een achterkleinkind van de een of andere Oberfeldwebel die hier eertijds bunkers meende te moeten bouwen omdat er bevrijders op komst waren.

Ooit triomfeerden heiligen onder de gotische gewelven van de Stevenskerk, maar omdat niet iederen dat kon waarderen ging vrijwel alles in de beeldenstorm ten onder.

Zelfs een relikt als de arm van de martelaar Stephanus zelf werd niet ontzien.

Grafroof is van alle tijden, verduistering onuitroeibaar.

Het is dat de stad in Ben van Hees een solide huismeester gevonden heeft, anders hadden we die Marie-Adolf fontein, beter bekend als het Quackmonument en nog beter als de fallus bij Kolping, moeten ontberen en had Christus Koning in oost zonder spits gezeten.

Nijmegen let op Uw zaak.

Er stond jaren geleden zo’n bevallige kunstvitrine als sierraad op de Waalkade te verwijzen naar hetgeen het museum zoals te bieden heeft, maar meer dan vier bouten resteren niet.

De stad telt nogal wat littekens die bronsrovers achterlieten waardoor de gemeente gedwongen werd om met kostbare kunstgrepen te voorkomen dat onverlaten met Mariken, Karel en Traianus aan de haal kunnen gaan.

Voor de begraafplaats Landstichting komt dat dertig kunstwerken te laat.

Laatste rustplaatsen werden geschonden en voor een ordinaire grijpstuiver beroofd van bronzen bezieling, terwijl twintig nog resterende aandenkens noodgedwongen het grafveld moesten ruimen.

Een paar weken geleden overleed de man die dat beeldje van zijn geliefde maakte en werd bij haar begraven.

In menig opzicht was hij mijn inspirator en daarom neem ik hier, met bezwaard gemoed, het woord om een hartgrondige verwensing uit spreken, wetend dat hij slechts lang en diep gezucht zou hebben.

Het is verachtelijk rapaille, tuig, schorriemorrie.

Zo, dat is eruit.

Mark Enneken

ADELAAR ALS GEBRADEN HAAN

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 8 mei 2014

Vanaf de dag ik als Nimwegenaor uit de kast kwam intrigeert mij de aanwezigheid van een haan op de Stevenstoren, toch een uithangbord van deze stad.

Waarom draait daar bijvoorbeeld geen kameleon om aan geven welke wind er waait want als er iets onregelmatig van richting verschiet dan is het de stad wel.

Zo was Nijmegen Romeins, Karolingisch, Frans, opstandig, koloniaal, rooms, Cubaans en nog veel meer, maar nooit haantje de voorste, gelijk NEC het afgelopen seizoen liet zien en nu probeert goed te maken.

Natuurlijk, die haan danken we aan gereformeerden die in het kukelende beest de wederopstanding van den Here menen te ontwaren, maar dankzij Napoleon is de Stevenstoren stedelijk bezit.

Daarenboven is de toren het hoogste doel voor lieden die desnoods willen “kruupen” om die troetel te horen slaan en daarom zou ik die haan willen vervangen door de fiere tweekoppige adelaar uit het stadswapen want zelfs op de toren van het stadhuis staat slechts een griffioen die niemand iets zegt.

Maar helaas, het denkbeeld sprak de SP niet aan en daarom viel ik in de open armen van de lokale politiek die er alles aan doet om van Nijmegen iets anders te maken dan Arnhem, hetgeen mij ten zeerste vertedert.

Citymarketing, noemen ze dat.

Ze verhieven de adelaar zelfs tot kroonjuweel in hun strijd om de gunst van de oprechte Nimweegse kiezer en verdomd, ze haalden er twee zetels mee.

Groot was dan ook de schrik toen die lokale club plots met links ging flikflooien en de vraag rees wat Nijmegen op Havanna zou kunnen veroveren om geloofwaardig te zijn.

Hees, zo bleek, en dat schept onmiddellijk vertrouwen. Ook de Fransen kwamen eind achtiende eeuw vanuit die hoek binnenvallen en binnen de kortste keren was de Stevenstoren onteigend.

Dus grote kans dat die adelaar er komt.

Bovendien: Laat die Van Hees maar schuiven en dat deed hij dan ook. Als taaie braadhaan schoof de zelf benoemde stamhouder van het ware Nijmeegse gedachtengoed net zolang van de ene partij naar de andere tot hij uiteindelijk wethouder kon worden in een links nest waarvoor hij weliswaar wat adelijke veren moest laten maar intussen wel zijn binnenstedelijke pretpakket binnenhaalde, al is maar om Havanna even te verhullen.

Op rekening van de bezittende klasse en de toekomst, maar alà, voor wat hoort wat.

Verraad, verraad, zo galmt het bovenop de Stevenstoren die binnenkort niet voor niets in de steigers wordt gezet. De haan wordt rood geverfd en gaat driemaal nivellering kraaien zoals de SP dat van onderop graag hoort.

En die adelaar dan?

Ach, het gaat maar om een windvaantje met een januskop.

En?


Mark Enneken

STRUIKELSTEEN IN EEN ZITHOEKJE

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 1 mei 2014

Een beetje stad kent een huiskamer, maar Nijmegen doet het overwegend met zithoekjes.

Misschien heeft dat wel met dat verdomd eigengereide van de stad te maken. Ondanks vele wandelmarsen is Nijmegen nooit een opbergbox voor meelopers geweest maar een losbladig album vol dwarsliggers.

Reden waarom aan de Waal het zo karakteristieke nuilen tot wasdom kon komen in hokjes die we zithoek noemen en waar de stad bij voortduring een speelbal is tussen liefkozing en schimpscheut.

De intensiteit van loflied of smartlap verschilt van terras tot terras: De Waag is geen Lux; Faber geen Parade; Tout geen Plak.

Ieder zijn hoekje, ieder zijn hokje.

Maar dan is daar opeens de wonderlijke wederopstanding van Plein 1944. De plek in het stadshart waar na de oorlog de zwanenzang van de hokjesgeest een ouverture had moeten krijgen maar niet kreeg.

Uit het puin schiep de stad zich uit een nieuwe verblijfsruimte die op de tekentafel voorbestemd was om voor huiskamer te spelen maar in de praktijk te afstandelijk bleek om knus te worden, ondanks de al snel ontluikende terrascultuur bij American en Centrum Expresse.

Ranja werd een biertje, het spekkie een tosti, de pofbroek jeans, maar het genuil bleef.

Dus besloot de vroedschap ten einde raad de burgerij zelf een nieuw plein uit te laten zoeken en ziet: zonder enige pleinvrees neemt het volk hier spontaan bezit van het proletarisch straatmeubilair dat elders in de stad zo pijnlijk ontbreekt.

Plein 1944 als collectieve, dynamische en levenslustige huiskamer.

Goed, je kunt je afvragen hoe het er zou lopen als er elders in de wereld geen kinderarbeid zou bestaan, maar dat lijkt de loop niet te drukken.

Alleen dat vervloekte plaveisel loopt niet lekker.

In nauwe samenwerking met een lokale hakkenbar is de vloer voorzien van een uiterst hinderlijke anti-rollatorlaag met ingebouwde pump-verdelger om skateboarders te weren, maar intussen loopt het verzorgingshuis wel over van de verzwikten en verstuikten.

Zo kan het wel weer.

Stop nou eens dat eeuwige genuil.

Eigenlijk zou Nijmegen naar analogie van de “gouden kassei” voor de overwinnaar van de noordelijke hel, bij de officiële opening van Plein 1944 een “zwarte struikelsteen” uit moeten reiken voor de grootste nuilerd.

Ik stel mezelf alvast kandidaat .

En ?

Mark Enneken

HET MARIKENNIVEAU VAN DE RADBOUD

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 24 april 2014

Zodra de overheid iets doorschuift naar het bordje van de burger is uiterste waakzaamheid geboden, zo leert de praktijk van alledag. Dus hing ik aan de lippen van wethouder Tankir toen hij het volk liet weten dat het voortaan zelf de hand aan de schoffel mag slaan om de buurt leuk te houden.

Als pakkend voorbeeld lichtte de magistraat toe dat de hoogte van het gras voortaan niet langer vanuit het stadhuis gedicteerd wordt.

Kijk eens aan.

De burger mag dat in een buurtruzie zelf gaan uitvechten en intussen houdt de vroedschap wat wisselgeld op zak om de begroting rond te breien voordat de SP erin gaat grasduinen om lucht te geven aan de onderkant van het stedelijke speelweitje.

De vraag is alleen hoe je zo’n trucje verkoopt, maar gelukkig staan er altijd gladde standwerkers in de pr-kunde om de hoek die uitkomst bieden. Uit het niets bedachten zij het familiaire begrip “Mariken-niveau”, iets wat geen mens iets zegt en ook onze allochtone troetel-wethouder had er zichtbaar moeite mee het over zijn lippen te krijgen.

De inburgering kent haar grenzen en voorziet niet in diepgaande kennis van het zondige leven waarin Mariken van Nieumeghen zich stortte.

Wat is in hemelsnaam Mariken-niveau als meetlat voor onderhoud ?

Waarschijnlijk is het gesneden koek voor dezelfde pr-lobby die de de magistraat van de universiteit een Radboud zonder Nijmegen aansmeerde, terwijl de wereld louter en alleen dankzij de stad weet waar Radboud ligt.

Hadden ze dat logo van die roomse alma mater maar aangepakt want steeds als ik die stralende duif zie die hoog boven dat talenlab zweeft moet ik denken aan de afdeling Nijmegen van de Bond voor wetenschappelijke kruisbestuiving terwijl het de Heilige Geest zelf betreft die “Dei Nomine Feliciter” uitroept boven het kruis van Sint Willibrord.

Kijk, daar heb je het nou: Zeg Willibrord en we denken aan Frequin, terwijl dat toch het laatste is wat we willen maar het illustreert wel treffend hoe snel wij associëren.

Vandaar mijn voorstel om de universiteit gewoon naar Mariken te  vernoemen.

Weet iedereen meteen dat het van Nieumeghen is.

Scheelt veel gedoe.


Mark Enneken

VERLANGEN NAAR WENTELTEEFJES

Een bijdrage van Mark Enneken, gepubliceerd op 10 april 2014

Hoewel het wentelteefje thuis een ongekende sensatie was, is het gastronomische niveau van het tussendoortje in Nijmegen nooit meeslepend geworden.

Goed, er was Nimweegse leverworst, Marikenbrood, een bekroond worstenbroodje van de scharrelslager en recent nog gelauwerde paastaart bij Strik, maar echt spraakmakend was het nauwelijks.

Ik bedoel: het is allemaal niet wat Den Bosch aan bollen en Arnhem aan meisjes presenteert.

Bezie de gemiddelde lunchkaart op kade, plein of markt om te beseffen dat het allemaal wat magertjes is, hoewel er natuurlijk altijd een uitzondering is waarbij New Dutch aan de Marikenstraat met de lokale bokaal gaat strijken.

Het is allemaal zo gewoon, wat overigens niets te maken heeft met de stadspartij Gewoon Nijmegen die niet aan de onderhandelingen voor een “Links Plus” college deelneemt.

En dan zijn we er weer: bij de politiek, terwijl ik het er eigenlijk niet over wilde hebben gezien de bittere nasmaak die op de verkiezingen volgde.

Een soortgelijke smaak als ik onlangs in mijn mond kreeg op een terras, onder de witte rook van het stadhuis, omdat er teveel uitgekookte rozemarijn en lokale salie in de paprikasoep verwerkt zat.

Het draait allemaal om een evenwichtige dosering van ingrediënten om recht te doen aan een gerecht waarmee de stad hoger scoort dan Delft met zijn blauw en Doesburg met zijn mosterd.

Denkend aan de verrassende hergeboorte van de Honig gaan mijn gedachten meteen uit naar de sensatie van een onbespoten tomatensoep. Zo’n romige rode soep met  pittige vegaballen die lekker in de mond walst en mild nagalmt onder het verhemelte. Volgens mij hebben we dat bij de verkiezingen ook besteld, maar zonder veel schroom prutselen ze nu in een achterkamertje aan een aftreksel van Cubaanse paprika met wat restjes.

Links Plus noemen ze dat.

Alsof een gedecimeerde PvdA en Nijmeegse Fractie niet zwaar in de min zitten na de verkiezingen. Opeens verlang ik hartgrondig naar de eerlijke wentelteefjes van thuis, waar in de keuken zo’n Delfts blauw tegeltje hing met de volkswijsheid: “Soep wordt nooit zo heet gegeten als-ie wordt opgediend”.

En ?

Mark Enneken

Over de vakantie heen

Een bijdrage van Paul van der Heijden, gepubliceerd op 27 juni 2013

Nijmegen is toe aan vakantie. Leerlingen van middelbare scholen lummelen hun laatste week door, smachtend naar het eind. Veel ouders zijn al aan het inpakken, om vrijdag of zaterdag meteen de auto in te duiken richting zuiden. Velen die niet gebonden zijn aan schoolvakanties, zijn al op vakantie geweest – vooruitgeschoven posten van de jaarlijkse uittocht, profiterend van de geringe drukte, milde temperaturen en lage prijzen.

De thuisblijvers dompelen onder in de luwte van een vergaderloze zomer. Al wekenlang tillen werknemers hun afspraken over de vakantie heen. De gemeente draait op een laag pitje, projecten liggen stil, een trage kalmte daalt neer op de werkvloer. Als je je ogen dichtdoet, ruikt het zelfs een beetje naar zorgeloosheid, alsof het vakantiegevoel stiekem doorsijpelt door de muren van het kantoor.

En dan, in de derde week van juli, barst Nijmegen plotseling uit zijn voegen. Een volle week is onze stad het decor van het grootste evenement van Nederland. Er is geen ontkomen aan. Vierdaagsehaters zorgen dat ze weg zijn, de rest stort zich in het feestgewoel. Meer dan veertigduizend wandelaars en een miljoen bezoekers laten Nijmegen kolken en zinderen. Of je nu voor of tegen bent: hier wordt geleefd.

Nadat de DAR op vrijdag de Annastraat heeft schoongeveegd en het laatste optreden klokslag middernacht is uitgedoofd, keert de rust in alle hevigheid weer terug. Nooit is het in Nijmegen stiller dan in het weekend na de Vierdaagse. Bijna verstikkend, zo stil, als een uitgestorven Frans dorpje op het heetst van de dag.

Elk jaar zie ik er tegenop, tegen dat stille, doodse weekend. En elk jaar lukt het maar niet om een keuze te maken tussen laf vluchten en gedwongen onthaasten. Het duurt nog weken voordat dat gevoel wegtrekt, als hoge koorts die maar langzaam zakt. Net zo langzaam komt ook het leven weer terug in Nijmegen. Voetje voor voetje. Halsreikend kijk ik dan uit naar het moment dat we echt over de vakantie heen zijn.